donderdag 30 april 2009

De mogelijkheden van internet versus privacy

Het is alweer even geleden dat Vincent Icke een presentatie gaf op een interne studiedag rondom ketensamenwerking en persoonlijke dossiers zoals het Elektronisch Leerdossier, het Elektronisch Patiëntendossier of het Elektronisch Klantendossier. Ik had hem daarvoor uitgenodigd naar aanleiding van een interview  waarin hij zijn standpunt duidelijk maakte.
Kern van zijn betoog: "Stop met het ontwikkelen, inrichten en gebruiken van allerlei databases met gegevens zolang de samenleving nog niet in staat is goed om te gaan met allerlei vraagstukken die die gegevensbanken oproepen". Hij heeft het dan niet alleen over die dossiers maar ook over Hyves, YouTube en dergelijke. De vraagstukken, die hij bedoelt, zijn bekende vraagstukken van privacy maar ook de ongewenste filmpjes of foto´s, die -eenmaal op het wereldwijde web- er nooit meer van af te halen zijn. Maar zijn angst is vooral dat al die gegevens eenmaal met elkaar gecombineerd leiden tot een web waaruit niet meer te ontsnappen valt.

Het laat me niet los. Er zijn buiten de genoemde dossiers vele voorbeelden. Mijn klantenkaart van Albert Heyn, mijn Airmileskaart, mijn OV-chipkaart. En er komen steeds meer gegevensbanken.
Een tijdje terug waren slimme energiemeters in het nieuws. De Consumentenbond is tegen een verplichte invoering. Om privacyredenen (en omdat ze wellicht meer energie kosten dan ze zouden opleveren). Zelf houd ik mijn energiestanden al jarenlang bij. Het geeft inzicht in het verbruikspatroon. Je haalt er de zomervakanties uit, maar ook dat ene feest (met een elektrische barbeque, een spot van 500 W op het podium en de extra koelkasten voor de drank). Ook is het effect zichtbaar van opgroeiende en vervolgens uitzwermende kinderen. Ik zou wel zo'n slimme meter willen, om mijn energieverbruik nog veel beter in beeld te krijgen. Over privacygevaren maak ik me niet zo druk. Als ik op vakantie ben is dat wel aan meer dingen te zien dan aan mijn energieverbruik.
Elk van die gegevensbronnen biedt allerlei mogelijkheden. Met een slim gebruik van gegevens is immers heel veel te doen. Ik refereer nog een keer aan het onvolprezen boek van Steven Levitt: Freakonomics.

Wie profiteren van die gegevensbronnen, van die dossiers? Natuurlijk leerlingen, patiënten of klanten. Doordat scholen, zorginstellingen of andere dienstverlenende instanties op basis van die informatie beter onderwijs of begeleiding, of een betere zorg of dienstverlening kunnen bieden.
Maar ja, als die gegevens eenmaal in die dossiers zitten... Als al die gegevensbronnen ook nog eens aan elkaar gekoppeld worden, met elkaar gecombineerd worden, biedt dat oneindig veel mogelijkheden. Maar ook wel veel informatie over alles wat je doet of gedaan hebt, waar je bent of bent geweest. 

Er zijn er natuurlijk meer, die profiteren van die informatie. Ook slimme zakenlui. Bedrijven, die meer inzicht krijgen in klantprofielen en gerichte marketing kunnen doen of een meer persoonlijke dienstverlening, meer maatwerk kunnen realiseren. Nou ja, dat is nog daar aan toe. Maar het wordt al anders als andere partijen er gebruik van moeten of kunnen maken. Of het nu gaat om veiligheidsdiensten, bedrijfsartsen, verzekeringen, sociale diensten, hypotheekverstrekkers, werkgevers, of wie weet, wie nog allemaal meer.

Hoe zit het dan met al die web2.0 tools waar miljoenen dankbaar gebruik van maken om zichzelf, hun persoonlijke gegevens, meningen, ideeën, belevenissen te presenteren aan de hele wereld. We hebben er nieuwe termen bij bedacht zoals 'prosumeren'. Dat gebeurt zonder dat men er bij nadenkt of dat op een later moment wel eens minder goed uitkomt. Er voorbeelden te over van sollicitaties die mis lopen vanwege wat domme dingen op YouTube.
En er komen steeds meer mogelijkheden bij, zoals nu weer het IRL Connect waar je anderen kunt laten weten waar je bent via Google Maps.

Ik blijf in elk geval geloven in de mogelijkheden maar realiseer me dat er meer gedaan moet worden om de gevaren, zoals die door Icke worden verwoord, hanteerbaar blijven of worden. Een aantal van die zaken kennen we al. Zoals aandacht voor mediawijsheid. Ook regels, waarbij elk individu kan aangeven of gegevens in een dossier beschikbaar gesteld worden. Maar ook de techniek zou een bijdrage kunnen leveren. Bijvoorbeeld door in bepaalde bestanden een soort automatische houdbaarheidsdatum in te bouwen.

maandag 27 april 2009

Kansen en risico's voor competentiegericht MBO

Er worden heel wat duiten in de zakjes gedaan om de huidige stand van zaken, de voors en tegens van een competentiegericht MBO in kaart te brengen. Ook de Onderwijsinspectie heeft opnieuw een rapport uitgebracht onder de titel 'Competentiegericht MBO: kansen en risico's'. Het is een uitgebreid onderzoek, dat bestaat uit twee delen: een kwantitatief en een kwalitatief onderzoek. Het is ongeveer op dezelfde manier opgezet als het vorige onderzoek in 2007 zodat een vergelijking mogelijk was.

Het kwantitatieve onderzoek is uitgevoerd door enquêtes uit te zetten onder contactpersonen en deelnemers. Met nadruk wordt in het onderzoek gesteld dat het gaat om de indruk, die de contactpersonen hebben.

Uiteraard dient bij de interpretatie van de onderzoeksgegevens wel rekening gehouden te worden met het gegeven dat het in dit kwantitatieve onderzoeksdeel nadrukkelijk gaat om de perceptie van betrokken contactpersonen.

In elk geval maakt het rapport duidelijk wat voor de Inspectie de criteria zijn voor goed CGO. Het rapport geeft aan:

  1. Meerdere jaren ervaring met competentiegericht opleiden (tenminste twee jaar)
  2. Systematische en operationele planvorming en evaluatie
  3. Evenwichtig onderwijs door een heldere visie van de opleidingen op de verhouding theorie en praktijk, kennis en vaardigheden en de positie van de algemene vakken
  4. Variatie in gehanteerde werkvormen
  5. Competentieontwikkeling van docenten
  6. Versterking van de samenwerking tussen de opleidingen en het (regionale) bedrijfsleven
  7. Een aangepaste bedrijfsvoering gericht op het realiseren van de randvoorwaarden
  8. Maatwerk en flexibiliteit in de opleiding
  9. Een grotere externe oriëntatie van de opleidingen: te beginnen naar de bedrijven, gevolgd door afstemming met het hbo en vervolgens het vmbo

Aardig dat geconstateerd wordt dat wat betreft punt 1 de meeste opleidingen het beter doen... :-)
Verder vind ik het opvallend dat er juist weinig maatwerk wordt gerealiseerd.

Alles bij elkaar een omvangrijk onderzoek, dat zich niet altijd even makkelijk laat lezen en interpreteren. Neem nou een tabel, waarin duidelijk wordt gemaakt waar de inhoud van de opleidingen op is gebaseerd. Uit tabel 3.1 van het rapport van het kwantitatieve onderzoek blijkt dat 81% van de contactpersonen aangeeft dat de opleiding in grote mate gebaseerd is op het voor de opleiding bestaande kwalificatiedossier. In de kolom daarnaast is aangegeven wat men voor 2010 verwacht. 98% verwacht dat dat in 2010 hetzelfde of zelfs meer het geval zal zijn. Jammer dat je niet kunt zien, hoe dat bij het vorige onderzoek in 2007 was. Daarvoor moet je in het kwalitatieve deel zijn, waar in tabel 6.1 de verschillen tussen 2007 en 2009 zijn aangegeven, maar daar ontbreekt het uitzicht op 2010 weer. En dat geldt voor veel van de tabellen.

Ook bij sommige conclusies moet ik even nadenken, hoe ik er tegen aan moet kijken.  Zo wordt bij punt 4 als positief beoordeeld dat er meer klassikaal wordt lesgegeven en dat er minder zelfwerkzaamheid is. In het kwantitatieve onderzoek komt naar voren, dat men verwacht, dat in 2010 er weer minder theorie en meer zelfwerkzaamheid zal zijn...

Al met al concludeert de Inspectie:

Er zijn stappen vooruit gemaakt, maar dat neemt niet weg dat er nog veel te doen is om de ontwikkeling verder te brengen. Dan gaat het om uitbalanceren van variatie in werkvormen, verstevigen van structuur en diepgang, op orde brengen van de bedrijfsvoering en het vormgeven van een adequate relatie met het bedrijfsleven.
De meest kritische punten betreffen volgens de inspectie het niveau en de diepgang van de opleiding naast de externe oriëntatie die zich vertaalt in de arbeidsnabijheid van de opleidingen.

In elk geval is duidelijk dat de invoering van CGO meer is dan een administratieve omslag (voldoen aan het kwalificatiedossier), er is ook sprake van een duidelijke onderwijskundige vernieuwing. Betekent dat nou, dat de Inspectie zich toch (weer) met het 'hoe' bemoeit?

woensdag 22 april 2009

Nu zijn we er: inspraak voor docenten

Het stond in een klein hoekje in de krant onder de kop: Inspraak docent over 'nieuwe leren'. Vervolgens een berichtje waarin aangegeven werd dat docenten inspraak krijgen bij de invoering van competentiegericht onderwijs in hun opleiding. In een motie van Jasper van Dijk werd dat bepleit.

Wat moeten we ons daar bij voorstellen? Laten we er even van uitgaan, dat betrokkenheid van docenten noodzakelijk is. Daarvoor wordt ook een goede onderbouwing gegeven in de weblog van Wes Holleman.
In elk geval zal de structuur van de opleiding van de oude, eindtermgerichte kwalificatiedossiers vertaald moeten worden naar de nieuwe, competentiegerichte kwalificatiedossiers. Dat is nu eenmaal voorgeschreven en dat is wat er in 2010 geregeld moet zijn. Je zou dat kunnen afdoen als een administratieve aanpassing, zonder dat het onderwijs zelf verandert.
Maar als je de accenten, die in de nieuwe dossiers worden gelegd, goed vertaalt, dan zul je toch wel iets aan je onderwijs en de examinering moeten doen om er echt aan te kunnen voldoen. En dat kan een team nu dus tegenhouden. Ik ben nieuwsgierig naar het gesprek met de Inspectie als die gaat toetsen of voldaan wordt aan de wettelijke eisen en een team op basis van wettelijke regels aangeven dat ze het niet hebben gedaan...

maandag 20 april 2009

Graffiti in Egypte

Misschien is 'graffiti in Egypte' het eerste waar je aan denkt bij een term als pyramideschrijven. Toch gaat het over wat anders...

Als adviseur moet je nogal eens een rapport schrijven of een advies op papier zetten. Er zijn bepaalde regels voor de opbouw van zo'n rapport. Vraagstelling, analyse, conclusies, aanbevelingen. Eventueel een managementsamenvatting.
Nu blijkt, dat in het geval van zakelijke documenten de logica van de schrijver eigenlijk heel anders is dan de logica van de lezer. Een beetje adviseur heeft eigenlijk de neiging om een gedegen redenatie te laten zien voordat de 'bonus' wordt weggegeven in de vorm van de conclusies en aanbevelingen, vaak aangevuld met allerlei omwegen om te laten zien, dat hij heel veel verstand heeft van de materie.
De beoogde lezer is natuurlijk de opdrachtgever van het rapport. Die heeft een vraag gesteld waar die graag antwoord op wil hebben.

Minto heeft in de jaren negentig een andere vorm van rapporteren ingevoerd in de vorm van het pyramideschrijven. Dat komt er op neer dat er geschreven wordt vanuit de positie van de lezer. Na een korte inleiding volgt dus in feite de conclusie van het rapport en de belangrijkste aanbeveling. Dat leidt tot aanvullende vragen, die daaronder weer worden beantwoord. Op die manier ontstaat een document met een pyramideopbouw.
De regels van het pyramideschrijven op een kort-door-de-bocht rijtje:

  • Orienteer je op de lezer en op het doel van de rapportage.
  • Bepaal de hoofdvraag van de lezer.
  • Breng de vervolgvragen van de lezer in beeld.
  • Verwerk de tekst in een pyramideopbouw.

Ik heb het eens toegepast op een rapportje dat ik recent geschreven had en nog een keer moet bijwerken. In elk geval leverde het een betere startstructuur voor het document op. Ik ga het zeker vaker uitproberen...

zondag 19 april 2009

Waar ging het ook alweer om (2)

Ik kan me nog herinneren dat ik een keertje een diploma-uitreiking van een van mijn neefjes (nou ja, het was toen al een hele neef) heb meegemaakt. De rector gaf toen (al) een indrukwekkende speech over de zap-cultuur van de jeugd. Ik heb me toen voorgesteld hoe het zou zijn om dat als vader een keertje mee te maken, en verheugde me toen al op dat ultieme gevoel van trots dat dat wel met zich mee moest brengen. Ik vertelde dat nadien aan mijn oudste, die toen nog 'brugwup' moest zien te worden.

Pict1608Inmiddels heb ik al heel wat van die momenten meegemaakt. (Ik heb dan ook 4 kinderen!) Het lijkt nog maar zo kort geleden dat ik samen met de rest van mijn familie in een collegezaal zat om de uitreiking van het Bachelordiploma van mijn zoon mee te maken. De uitreiking zelf stelde toen nog niet zo veel voor, het ging per slot van rekening om pakweg 80 studenten.
Afgelopen week zat ik daar weer, maar nu in een wat minder gevulde zaal en met een ceremonie die wat meer om het lijf hield. Zeven studenten, die hun Masterdiploma kregen, elk met een persoonlijk praatje van hun afstudeerbegeleider. En één van die praatjes was gericht aan mijn oudste zoon, die alle complimenten kreeg voor zijn onderzoek naar de manier waarop de hersenen de ruimtelijke waarneming van geluid verwerken.

Het was op dat moment dat ik me echt realiseerde dat we als ouders nu 'klaar waren' op de meest positieve manier dat je dat maar zou kunnen interpreteren. Natuurlijk ben je nooit klaar met je kinderen, maar dit was toch wel de mijlpaal waarmee we zelf ook kunnen zeggen: wij zijn ook geslaagd!

Achteraf vroeg hij, of ik me die diploma-uitreiking van dat neefje nog kon herinneren...

Schooluitval op de Economische Agenda

Schooluitval is nog steeds een geweldig maatschappelijk probleem. In een recent rapport van de WRR, 'Vertrouwen in de school', wordt ingegaan op de problematiek. Hier worden de Voortijdig SchoolVerlaters (VSV'ers) ingedeeld in drie categorieën: 'opstappers', 'niet-kunners' en 'overbelasten'. Alweer een jaar geleden hield Pieter Winsemius de Kohnstammlezing 'Niemand houdt van ze' waarin een en ander al uit de doeken werd gedaan.
In een Volkskrantartikel van afgelopen zaterdag wordt een en ander nog eens op een rijtje gezet. Het probleem wordt aangeduid als een maatschappelijk probleem en moet dus ook integraal worden aangepakt. Daarmee wordt aangegeven dat de uitval niet zozeer een schoolprobleem is! Als je nagaat dat elke uitvaller die verloren gaat voor de arbeidsmarkt de samenleveing 1,8 miljoen kost: er is dus wat winst te behalen!
Van verschillende partijen zijn bijdragen nodig. De overheid moet zorgen voor minder versnippering en structurele financiële middelen in plaats van incidentele subsidies. Het onderwijs moet meer werk maken van van doorlopende leerlijnen, betere begeleiding en beroepskeuze, kleinschaligheid en betrokken leerkrachten. Jeugdzorg moet meer het het onderwijs samen doen, zodat vanuit de school direct kan worden doorverwezen naar bijvoorbeeld schuldsanering, begeleid wonen, enzovoorts. En van de werkgevers worden meer werkervaringsplaatsen gevraagd maar ook meer beroepeninformatie om de beroepskeuze te kunnen ondersteunen.

Ik herken me wel in die bovenstaande punten, ook wat moementeel in scholen gebeurt met het organiseren van ZorgAdviesTeams (ZAT), waarmee de relatie tussen school en zorgverlening wordt verbeterd. Na wat gesprekken met mensen van een grootstedelijk roc herken ik me ook maar al te goed in het commentaar van Roel in 't Veld in het Volkskrantartikel, waarin hij aangeeft dat de Onderwijsinspectie 'perverse prikkels' uitdeelt. Scholen worden beboet voor voortijdig schooluitval en krijgen zo een prikkel risicoleerlingen te mijden. Als ze wel alles op alles zetten om die jongeren een kans te geven, krijgen ze het predikaat 'zwakke school'.

De Volkskrant organiseert op 21 april in Utrecht een debat in het kader van de Economisch Agenda en besteedt in de aanloop daarvan in een aantal artikelen aandacht aan het probleem.

vrijdag 17 april 2009

Moeten we blij zijn of niet?

Het debat in de Tweede Kamer over het competentiegericht onderwijs in het MBO heeft als resultaat opgeleverd dat de invoering gewoon doorgaat. Het NRC besteed een aantal artikelen aan het onderwerp.

Het stoppen met de vernieuwing, zoals door de SP met een uiterst negatieve berichtgeving wordt bepleit, is gelukkig niet aan de orde. Dit type berichtgeving doet absoluut geen recht aan alles wat er al wel bereikt is. Bovendien zou het terugdraaien een nog veel grotere chaos veroorzaken.
Van de andere kant, als veel opleidingen er nog niet aan toe zijn, is de kans op een algehele succesvolle afloop in 2010 natuurlijk ook niet zo heel groot. Maar daar staat dan weer tegenover dat opnieuw uitstellen ook weer onduidelijkheid met zich meebrengt. Het is een beloning voor degenen die er tot nu toe nog niet zoveel aan gedaan hebben.

Wat dan wel? Het lijkt me, dat er een duidelijke fasering moet worden afgesproken. Er is immers een behoorlijk verschil tussen het invoeren van de competentiegerichte kwalificatiestructuur en het competentiegericht onderwijs. In het eerste geval geval is het curriculum in elk geval administratief gebaseerd op het kwalificatiedossier. In het tweede geval zijn er ook daadwerkelijk onderwijsvernieuwingen doorgevoerd in de geest van het competentiegericht leren. Dat duurt gewoon nog een paar jaar langer!

En wat betreft het pleidooi rondom de betrokkenheid van docenten bij de onderwijsvernieuwingen? Zonder betrokkenheid van docenten komt er niets van terecht, dat lijkt me duidelijk. Dat onderwijsadviseurs zich er niet meer mee zouden mogen bemoeien, staat natuurlijk haaks op de uitkomesten van onderzoek waarin aangegeven wordt dat de helft van de docenten aangeeft meer ondersteuning nodig te hebben, zoals duidelijk werd gemaakt door Staf Depla aan het einde van de CVI Managementconferentie.

Alles bij elkaar een beetje een gemengd gevoel.

zondag 12 april 2009

Verkenning onderwijslogistiek

Kennisnet heeft een onderzoek laten doen naar de stand van zaken in het kader van onderwijslogistiek bij 20 roc's. Daarbij zijn door Intomart GfK bv bij deze roc's telefonische diepteinterviews gehouden.
De resultaten zijn gebundeld in een brochure: 'Resultaten verkenning in het kader van onderwijslogistiek'.

Het onderzoek levert eigenlijk weinig verrassends op. Grofweg zijn de 20 roc's in drie groepen te verdelen: niet of nauwelijks mee bezig, bezig en gevorderd. Ook binnen de instellingen zijn de verschillen groot.
Er wordt een indeling van flexibiliseringsaspecten aangehouden die met de verschillende scenario's van het FlexCollege overeenkomen: zaken als EVC, vrijstellingen, herinstroom, vrij ruimte, uitstroom met deelcertificaat en studietijdvariatie. Toch aardig als je als maker van een simulatie bepaalde dingen bedenkt en die vervolgens als standaard terug ziet komen in een onderzoek... Waarom is niet ook gekeken naar bijvoorbeeld de strategieën zoals die vermeld zijn in 'Leren Organiseren'?

Het onderzoek is gebaseerd op een aantal onderzoeksvragen:

  • bepalen van de urgentie voor het vinden van passende ICT-oplossingen voor elk van de vier onderwijslogistieke processen (welke?)
  • welke oplossingen instellingen zelf hebben bedacht en de mate waarin ze bereid zijn die oplossingen te delen
  • behoefte aan ondersteuning

Bij de resultaten wordt gesproken van de drie onderwijslogistieke processen (het waren er toch 4?):

  • roostering en planning
  • voortgangsmanagement en begeleiding
  • examinering

Er wordt schijnbaar geen aandacht besteed aan het flexibiliseren van de leerroutes. Dat is echter een samenvoeging van de eerste twee of misschien wel alledrie de processen.
Interessant is de relatie tussen de mate van de gerealiseerde flexibiliteit en het gebruik van ICT. Over het algemeen zie je over de drie groepen roc's heen, dat de minst vergevorderde roc's ook weinig ICT gebruiken, gevorderde roc's hebben redelijk wat problemen terwijl de verst gevorderde instellingen eigen oplossingen gebruiken. De toekomst zal leren of dat de juiste strategie is of dat er straks bij deze instellingen sprake zal zijn van de wet op de remmende voorsprong of een lock-in.
Wat betreft de ondersteuning is er veel behoefte aan kennisdeling, standaardiseren van een aantal elementen, onder andere wat betreft de manier waarop de voortgang van de studenten kan worden uitgedrukt en ondersteuning op het gebied van het expliciteren van eisen en wensen aan ICT-voorzieningen.

In de verkenning ontbreken naar mijn idee twee essentiele elementen.
Op de eerste plaats is dat de onderwijsontwikkeling. Het inrichten en onderhouden van een onderwijscatalogus is slechts voor een deel een organisatorisch, administratief of ICT-proces.
Natuurlijk kun je het bestaande curriculum opsplitsen in 'losse' leereenheden, die metadateren en ze in een onderwijscatalogus zetten. Maar dan wordt geen recht gedaan aan de didactische aspecten van flexibele leerroutes. Zoals ik al eerder aangaf is flexibilisering het zoeken van een balans tussen logistiek en didactiek. Het werken met meer flexibiliteit in leerroutes vergt extra didactische aandacht. Als daar geen aandacht aan besteed wordt, zou meer flexibiliteit wel eens een de zoveelste kater in de onderwijsvernieuwing kunnen gaan opleveren.

Het tweede ontbrekende element in het onderzoek is de informatievoorziening. Dat is veel meer dan alleen maar de ICT-oplossing. Misschien dat dit impliciet opgenomen is in de ICT-oplossingen maar in de praktijk zie je, dat dat niet heel vanzelfsprekend is. Het gaat om het inzicht in het belang van de juiste informatie op het juiste moment op de juiste plek. Welke gegevens heb je minimaal nodig om een deelnemer goed te kunnen begeleiden? Op basis van welke informatie kun je concluderen dat een student extra begeleiding of juist een andere vorm van onderwijs nodig heeft? Waar komt die informatie vandaan, oftewel: wie voert die informatie in of uit welke gegevens kan die informatie worden afgeleid? Hoe wordt dat vertaald in een rollen- en rechtenstructuur in het volgsysteem of elo? Hoe bepaal je het rendement van tweedelijnsbegeleiding?
Vaak wordt over die zaken niet of nauwelijks nagedacht met als gevolg dat de ICT-voorzieningen niet helpen op een manier die men er van had verwacht.

In die zin een wat beperkt onderzoek met weinig verrassende resultaten...

zaterdag 11 april 2009

Mattheus Passion ... met ondertiteling

Vorig jaar zijn we op uitnodiging van een goede vriend naar de Johannes Passion van Bach geweest. Zelf zou ik daar (toen!) niet voor gekozen hebben, maar goed, dan kun je toch zeggen dat je er een keertje bij geweest bent.
Maar wat een ervaring! Dat smaakte naar meer. Dit jaar dus de kans gegrepen om voor de allereerste keer naar de Mattheus Passion te gaan. Nu met  het Brabants Orkest en het Philips Philharmonisch Koor. En weer een geweldige ervaring.
Ik kan uit mijn eigen kerkelijke ervaringen vertellen dat ik bij een lied als 'een hoofd vol bloed en wonden' mijn tenen bij elkaar kneep als het dameskoor het op hun onnavolgbare manier ten gehore brachten. Ik had toen niet kunnen vermoeden dat ik nog eens met kippenvel naar een vierstemmige uitvoering zou luisteren, gewoon, omdat ik pas later tot de ontdekking kwam dat dat lied in de Mattheus Passion zijn oorsprong vond.
Nu begrijp ik wat vele mensen elk jaar opnieuw naar een uitvoering trekt. Veel mensen volgen het stuk zelfs met de partituur in de hand.

Het was erg jammer dat ik geen tekstboek meer had kunnen bemachtigen. Wanneer je de tekst kunt volgen, spreekt het geheel nog meer aan. In de pauze kwam ik op het lumineuze idee eens te kijken of ik de tekst op mijn PDA kon krijgen. Die heeft immers internet! Binnen de korste keren zat op een site met de hele tekst én een Nederlandse vertaling ernaast. Het tweede deel kon ik volgen met een persoonlijke ondertiteling!

Achteraf heb ik pas afgevraagd wat de mensen om mij heen wellicht hebben zitten denken van die man met zijn PDA in de hand, misschien wel, dat ik heb zitten twitteren. Ik heb me voorgesteld hoe dat er misschien uit had kunnen zien:

  • Wauw
  • Derde loochening van Petrus, de haan kraait
  • Pontius Pilatus wast zijn handen
  • Iemands schoonmoeder krijgt een hoestbui, de dirigent kijkt verstoord op
  • Afgelopen, erg indrukwekkend

Neh, niks voor mij...

vrijdag 3 april 2009

Werken aan een 'Denkcadeau'

Hoe creatief kun je zijn? Bij de afscheid van een collega werd bedacht dat het wel aardig zou zijn om alle genodigden een cadeautje te geven. Niet zomaar een cadeau, nee, een denkcadeau.

In een inleiding gaf Bert Mulder (onder andere lector Informatie, Techniek en Samenleving aan de Haagse Hogeschool) een overzicht van een aantal trends. Zo gaf hij aan, dat er voortdurend sprake is van kostenstijgingen in allerlei sectoren die op een één of andere manier opgevangen zouden moeten worden door meer productiviteit. Maar dat is lastig in sectoren als onderwijs of zorg. Sterker nog, in een anekdote vertelde Mulder dat een aantal medewerkers van een zorginstelling ging brainstormen over manieren om de instelling een kleine 10% goedkoper te laten werken. Bij het becijferen wat het zou kosten om, in hun ogen redelijke zorg te kunnen geven, kwamen zij er op uit dat ze eigenlijk 40% tekort kwamen.
Het beeld is, dat het innoverend vermogen daalt, budgetten dalen en daarmee ook het vertrouwen in de overheid. Dat vraagt om een andere kijk op de samenleving. Dus even een stap terug en vanuit die positie dingen bedenken om het anders te gaan doen.

Mulder beschreef (veel uitgebreider) een aantal ttrends, die door de huidige informatieinfrastructuur worden ondersteund.

  • Werken
    Werk wordt flexibeler, mobieler. Dus ook de regelgeving. Zo zie je al pensioenvoorzieningen komen voor uitzendkrachten. Er is een tendens, dat salarisadministraties niet meer vanuit de werkgever maar rond de werknemer worden georganiseerd. Die geeft door aan welk salarisadministratiekantoor het salaris moet worden overgemaakt.
  • Kennis en leren
    Er is een tijd lang een trend geweest dat kennis meer en meer binnen de organisaties zelf werd georganiseerd. Veel bedrijven kwamen met eigen research & development afdelingen. Inmiddels wordt kennis veel meer geoutsourced, worden kenniswerkers meer en meer ingehuurd op momenten dat dat nodig is. Kennis is gedistribueerd aanwezig
    Dat betekent ook een leven lang leren, persoonlijke leeromgevingen, het leren wordt meer en meer om het individu georganiseerd.
  • Organisaties
    De flexibiliteit van organisatis neemt toe door flexibele, zelforganiserende, vaak tijdelijke  werknemers. Het bedrijf zelf wordt door thuiswerken en ketensamenwerking ook steeds diffuser.
  • Klanten
    Ook de klant verandert door de invloed van de beschikbare informatie en informatiestructuren. Beter geïnformeerd, maar ook meer betrokken bij het productieproces van de eigen producten of diensten: prosumer en selfservice.
  • Financiën
    De behoefte aan transparantie wordt, onder meer door de huidige crisis, steeds groter. Om elk moment duidelijkheid te kunnen geven over de waarde van een bedrijf zijn andere waarderingsmodellen maar ook protocollen nodig om de waarde van een bedrijf voortdurend te kunnen weergeven. Daarvoor is ondermeer de XBRL-standaard in een recordtempo opgesteld.

Na het bespreken van de trend ging het publiek in kleine groepjes aan de slag met de situatie in de sectoren zorg, overheid en onderwijs. Elke sector kreeg een eigen stelling mee, die moest worden vertaald in drie implicaties. Van elke implicaties moesten vervolgens weer drie afgeleide implicaties in kaart worden gebracht.
Als je op die manier de toekomst van het onderwijs schetst op basis van te beperkte en zelfds dalende middelen, ontstaat een somber beeld van een braindrain, het verdwijnen van onderwijskennis en een politiek waarin wetenschap en kennis steeds meer wordt gewantrouwd, een onderbuiksamenleving in een ontwikkelingsland...
Oplossingen in de ICT-hoek liggen dan op het vlak van persoonlijke leeromgevingen, een digitale kennisinfrastructuur, ecoaches, enzovoorts.

Er waren meerdere groepen per sector, wat er uit de andere groepen en sectoren is gekomen zal nog worden samengevat in een publicatie. Ik houd je op de hoogte...

Lissabon 2.0 - Learning 2.0, Europa wil meer

De crisis houdt de gemoederen flink bezig. Bezuinigingen in het onderwijs dreigen ondanks de oproepen om juist nu te investeren in het onderwijs!

Barroso geeft aan dat hij ook vindt dat er nu geïnvesteerd moet worden in de kennisinfrastructuren en een Leven Lang Leren. Als je hier tussen de regels doorleest, dan is er een Lissabon 2.0 in de maak!

Tegelijkertijd besteedt de EU aandacht aan Web2.0 in het onderwijs. Het JRC-IPTS (Joint Research Centre - Institute for Prospective Technological Studies) is bezig met een onderzoeksprogramma onder de naam van 'Learning 2.0'. Daarin worden instellingen uitgenodigd voorbeelden te beschrijven van de toepassing van Web2.0 in het onderwijs. Daarvoor is een database in het leven geroepen, waarvan de voorlopige resultaten hier te bekijken zijn.