zondag 29 mei 2011

Innovatie of Operational Excellence ... is er een keus mogelijk?

Eén van de leuke dingen van mijn vak is, dat je regelmatig met allerlei mensen in een discussie terecht kan komen waar je uiteindelijk met zijn allen weer wat van leert. Afgelopen week had ik zo'n bijeenkomst waarbij de discussie ging over de keus tussen innovatie of operational excellence.
Wat je onder 'Operational Excellence' moet verstaan is nog niet zo eenvoudig. In elk geval is het in het onderwijsveld alweer even in de mode om operational excellence na te streven. Het gaat vooral om het 'de goede dingen doen en de dingen goed doen'. Dat raakt al dicht aan de kwaliteitszorg. Wat daarbij nogal eens wordt vergeten dat voor operational excellence een hoge graad van standaardisatie nodig is en dat de invloed van klanten op het product en productieproces zoveel mogelijk moet worden beperkt (zie ook het commentaar van de critical friends van 2010). Veel variatie in je producten en diensten en veel verschillende klanten die het product allemaal op hun eigen manier willen gebruiken, komt natuurlijk niet ten goede aan een excellent product!
Daarmee komt de tegenstelling met innovatie al om de hoek kijken. Op het eerste gezicht vraagt innovatie om creativiteit, ruimte om te experimenteren en als het niet meteen resultaat oplevert of een keer mis gaat, mag dat geen probleem zijn.
Scholen willen zich graag profileren met beide: innovatief maar ook met een gesmeerd lopende organisatie. De vraag is of die twee zaken elkaar uitsluiten of in een bepaalde volgorde gedaan moeten worden.
Uit onze discussie kwam eigenlijk naar voren, dat inovatie en operation excellence elkaar kunnen versterken!.
  • Operational Excellence kun je bereiken door innovaties toe te passen. Door processen te analyseren en te ondersteunen met ICT-systemen is er sprake van een innovatie die de proceskwaliteit ten goede komt.
  • Hoewel een bijdrage van operational excellence minder voor de hand ligt, speelt ook die relatie. Het gaat dan om het proces van 'innovatiemanagement'. Hoe zorg je er voor, dat innovatie de ruimte krijgt maar vervolgens op een goede manier wordt geïmplementeerd. Dat is een proces dat bij het onderwijs niet goed is ontwikkeld, waardoor veel innovaties stranden en uitdoven. Het is van belang je te realiseren dat voor de implementatie een andere strategie nodig is. Innovatie vraagt vaak om een 'witte' benadering terwijl een implementatie juist een andere kleur vraag (zie de veranderkleuren van de Caluwé en Vermaak). daarbij moet je je ook afvragen of die innovatie het gewenste effect oplevert: voorafgaand moet een businesscase worden opgesteld.
Het denken over de relatie tussen innovatie en operational excellence kan (zoals altijd bij dit soort dingen) in een matrix worden weergegeven met op de assen: wel of geen innovatie en wel of geen operational excellence.
  • Wanneer beide aspecten niet aan bod komen, doe je het óf heel goed, is er geen verbetering meer mogelijk, óf is het een kwestie van 'doormodderen'.
  • Als het accent ligt op operational excellence speelt kwaliteitszorg een belangrijke rol en wordt vooral gestuurd op basis van een PDCA-cyclus.
  • Met een accent op innovatie is er veel ruimte om te experimenteren maar ligt het risico van '1000 bloemetjes' op de loer.
  • Het combineren van innovatie met operational excellence vraagt nog steeds om een keus:
    • innovatie vormgeven met operational excellence ofwel goed invullen van innovatiemanagement
    • operational excellence nastreven door procesverbetering met bijvoorbeeld nieuwe technieken of middelen
Natuurlijk is dit verhaal nog niet klaar. De belangrijkste opbrengst van de discussie was het concept van innovatiemanagement. Daar is voor scholen nog veel winst te halen, lijkt me.

donderdag 19 mei 2011

Maatwerk voor beter leren

Wie kent ze niet, al die managementmodellen waarmee organisaties, processen, relaties in kaart worden gebracht of geduid worden. Het IPVO (Innovatieplatform VO), heeft een boekje uitgebracht met daarin een mix van modellen uit organisatie- en menswetenschappen en uit de Nederlandse onderwijskunde. In totaal 59 modellen die een ondersteuning kunnen bieden bij het realiseren van maatwerk voor leerlingen in het VO.
De oorspong ligt in een project 'Schoolorganisatiemodellen, maatwerk voor beter leren onderzocht'. In dat project heeft een twintigtal schoolleiders nagedacht over het bieden van maatwerk aan leerlingen in het VO.
"Onderwijs gaat over het omgaan met verschillen. Verschillen in karakter, in ambitie, in interesse, en in kunnen. Verschillen tussen leerlingen, tussen docenten en verschillen in de schoolleiding."
Rond maatwerk kwamen vijf deelgebieden naar boven:
  • Talentontwikkeling voor docenten
  • Gedistribueerd leiderschap
  • Differentiatie in de klas door de docent
  • Ondernemerschap organiseren
  • Verschillen tussen jongens- en meisjesachtige leerstijlen.
Het beschrijven van de werkelijkheid aan de hand van modellen, heeft natuurlijk zijn beperkingen.
"Modellen zijn handig, maar bevatten geen waarheden en al helemaal geen kant-en-klare oplossingen. Effectief worden ze slechts door degene die ze weet in te kleuren met een creatieve, persoonlijke blik. Modellen laten zien wat we intuïtief al lang weten en bieden nieuwe woorden voor soms oude inzichten."
(Oftewel: Modellen zijn een benadering van de werkelijkheid, het enige model dat ook in de werkelijkheid bestaat is een fotomodel en zelfs dat is maar een benadering.)
De modellen in het boek zijn stuk voor stuk herkenbaar, benaderd vanuit het onderwijs. Naar mijn idee is het een boekje dat veel breder gaat dan maatwerk in het VO, het is gewoon een prima naslagwerk voor iedereen die op een een of andere manier actief betrokken is in het onderwijs.

maandag 16 mei 2011

Hoe om te gaan met belemmeringen tegen e-learning in het onderwijs?

E-learning kan een bijdrage leveren aan het effectiever en efficiënter maken van onderwijs. In discussies begint een reactie vaak met "Ja, maar ..." en vervolgens volgen allerlei problemen die maken dat e-learning niet goed van de grond kan komen. Deskundigheid van docenten en beschikbaarheid (kwaliteit) van content worden vaak genoemd. Belemmeringen vanuit de overheid ook. Neem de 'onderwijstijd' in het MBO (en VO) bijvoorbeeld. Een onderwijsuur telt alleen als het gepland is, aantoonbaar uitgevoerd is én als er een bevoegd docent beschikbaar is. Een slim gebruik van e-learning zou juist werkdruk van docenten kunnen verminderen en het rendement kunnen verhogen maar telt niet als onderwijsuur en dus voor de bekostiging.
Ik heb op LinkedIn een discussie geopend, om eens te kijken wat voor creatieve ideeën er mogelijk zijn om e-learning goed in te kunnen zetten. Heb je een idee: lever een bijdrage aan de discussie op basis van de vraag:
Hoe kan een onderwijsinstelling hier mee omgaan zodat toch een significant deel van het curriculum in de vorm van e-learning kan worden aangeboden?

vrijdag 13 mei 2011

Kennisnet geeft handvatten voor leren op afstand ... zonder handvatten

Een bericht op Kennisnet maakte me attent op een publicatie waarin wat handvatten gegeven worden voor instellingen die nadenken over een digitale leeromgeving. De publicatie is opgezet met ROC Mondriaan.
In de publicatie worden scenario's geschetst waarin leren op afstand vormgegeven kan worden. Per scenario gaat de publicatie in op een aantal kenmerken:
  • Beschrijving van het scenario
  • Betekenis voor studenten
  • Het type content dat nodig is
  • Wat betekent het scenario voor de didactiek
  • Consequenties voor de organisatie
  • Financiële consequenties
Deze kenmerken worden uitgewerkt voor vijf scenario's:
  1. Klassiek model
    De docent stelt lesmateriaal digitaal beschikbaar, opdrachten worden digitaal ingeleverd
  2. Klassiek model op afstand
    De helft van de lessen wordt via video online gegeven
  3. Leerarrangementen
    Op basis van diagnostische toetsen wordt een deel van het lesmateriaal klaargezet op basis van leerbehoefte
  4. Zelfstandig leren
    Het onderwijs wordt helemaal op afstand verzorgd
  5. Community leren
    Onderwijs op afstand, studenten worden ingedeeld in groepen met dezelfde leervragen
Ik ben warm voorstander van het gebruik van ICT in het onderwijs. Zowel van ICT waarmee het leren effectiever wordt als van ICT waarmee het onderwijs efficiënter wordt. Er is een groot verschil tussen deze twee al is er sprake van een overlap. In deze publicatie ligt het accent wat meer op het organisatorische aspect.
Een publicatie als dit zou een bijdrage kunnen leveren aan meer ICT in het onderwijs. Maar daar heb je dan toch wel wat meer voor nodig...
Op een aantal punten gaan de auteurs (wie dat zijn???) wel heel erg kort door de bocht. Alsof docenten vanzelf het accent kunnen verleggen van lesgeven naar arrangeren van leermiddelen. Of alsof weblessen via een videoconferencingsysteem hetzelfde zijn als gewone lessen. Alsof de overheid geen eisen stelt aan 'In Instelling Verzord Onderwijs' (de 850-klokuren norm).
Er worden allerlei conclusies getrokken die veel weg hebben van 'wishful thinking'. Kostenbesparing door het delen van lesmateriaal, minder uren nodig voor begeleiding, dat soort dingen. Helaas, de werkelijkheid is vrijwel altijd anders.
Er ontbreken enkele bijzonder wezenlijke elementen aan het hele verhaal. Om er een paar te noemen:
Waarom zou je?
De inleiding op de website biedt geen helderheid:
"Veel mbo-instellingen houden zich bezig met de opzet van een digitale leeromgeving. Hierbij hebben zij echter nog weinig handvatten die hen helpen bij het maken van een keuze hierin."
Waarom een digitale leeromgeving, waarom 'leren op afstand'? Wat moet het opleveren? Die vraag wordt helemaal niet beantwoord. Ik zou het graag willen omdraaien. Het onderwijs moet efficiënter, er moet meer rendement uit een onderwijsuur gehaald worden. Op welke manier kan leren op afstand (naast andere zaken) daar een bijdrage aan leveren? Dan wordt het een middel in plaats van een doel!
Wat kost het, wat levert het op?De publicatie suggereert per scenario dat het om een dure of minder dure oplossing gaat. De onderbouwing ontbreekt. Wat er daadwerkelijk nodig is, is een uitgewerkte business case. Wat investeer je, wat moet het opleveren?
Van Kennisnet zou je mogen verwachten dat ze hun eigen Vier-in-Balans wat stringenter zouden hanteren voor publicaties als dit. Als instellingen daadwerkelijk nadenken over een digitale leeromgeving zullen ze zich dit soort vragen moeten stellen, moet er een visie onder liggen, een gefaseerd plan uitgewerkt worden, uitgangspunten worden benoemd, onderwijskundige en organisatorische keuzen worden gemaakt. Daarna kan een publicatie als dit wat inspiratie bieden. Vervolgens komt het nadenken over een digitale leeromgeving op basis van een uitgewerkt programma van eisen.
Jammer, dat de handvatten daarvoor niet wat verder uitgewerkt zijn.

zondag 8 mei 2011

Internet: Is 'meer' gelijk aan 'beter'?

In een van mijn vorige blogs ging al in op het effect van internetgebruik op de hersenen (Nicholas Carr). Ik zei al, het boek heeft me aan het denken gezet. Ik heb een paar van die gedachten op een rijtje gezet rondom de vraag of er sprake is (of zou moeten zijn?) van een zeker optimum aan wat technologische ontwikkelingen de mens(heid) te bieden hebben.
Dat is me nogal een uitspraak die ik wat nader moet uitleggen en relativeren. Iedereen kent het verschijnsel van een optimumkromme: het effect als een proces door twee (of meer) tegengestelde factoren wordt beïnvloed (denk aan de invloed van de temperatuur op de werking van een enzym: bij een hogere temperartuur werkt het enzym steeds sneller, vanaf een bepaalde temperatuur wordt het enzym echter ook afgebroken wat weer vertragend werkt op het verloop van het proces).
De mogelijkheden van internet nemen almaar verder toe. Van een enorm aanbod van informatie (web1.0), via een interactief internet (web2.0, social media) en een semantisch web (combineren van bronnen) naar het 'internet der dingen'.
Van nature ben ik heel optimistisch over allerlei mogelijkheden, zie ik vooral de kansen en wat minder naar de bedreigingen. Met name als het gaat over privacy heb ik lang gedacht (en velen met mij): 'ik heb toch niets te verbergen."
Dat valt tegen. Zo blijkt het mogelijk te zijn om uit de opslag van telecomgegevens je doen en laten te reconstrueren, zoals Malte Spitz, een Duits politicus aantoonde. Het hangt er vanaf wie over die gegevens kan beschikken en wat die er mee gaat doen. En een goed privacy-reglement is niet voldoende, zoals de hack bij Sony al aantoonde.
Een paar jaar geleden waarschuwde Vincent Icke in een interview bij de Wereld draait door voor het Elektronisch Patientendossier (EPD), eigenlijk meer tegen het aan elkaar knopen van allerlei gegevensbanken die het mogelijk maken om allerlei dingen te weten te komen over mensen. Wat kan er nu op tegen zijn om medische gegevens beschikbaar te stellen op de plek waar ze nodig zijn zodat artsen tijdig geïnformeerd zijn over allerlei relevente medische gegevens van een patiënt? Maar ja, als die gegevens nu ook beschikbaar zijn voor een zorgverzekeraar?
Maar het gaat meer dan privacy.
Social media zijn leuk, hebben zelfs een emergent effect doordat ze bijvoorbeeld leiden tot communities, 'wisdom of the crowd' mogelijk maken, de markt een stuk transparanter maken enzovoorts. Maar ook dat heeft een aantal keerzijden. Privacy is er ééntje van (Google, Facebook), verslaving is er ook eentje. En in het verlengde ligt de marketing op de loer. Wat bedrijven al niet kunnen opmaken uit wat mensen op internet zetten ('I like this').
En we staan pas aan het begin. Het 'Internet der Dingen' (Internet of Things, IoT) is in aantocht. Elk apparaat een eigen internetverbinding, een eigen IP-adres en een heel klein beetje ingebouwde 'intelligentie'. De koelkast die boodschappen besteld, je schoenen die 's avonds, als je op de bank ploft, nog even een signaaltje geven dat je je dagelijkse portie beweging nog niet hebt gehad, een chip onder je huid om af te rekenen. Voor een belangrijk deel gebaseerd op de techniek van de RFID-chips (hier een goede technology scout van Kennisnet). Daar zitten ongelooflijk veel mogelijkheden in. Maar of ik op die waarschuwende schoenen zit te wachten, in het algemeen, op die dingen die allerlei verantwoordelijkheden van mij gaan overnemen en daarmee enorme afhankelijkheid creëren?
Natuurlijk, je bent er zelf bij, je kunt zelf kiezen of je meetwittert, een account neemt op Facebook of LinkedIn, een mobieltje aanschaft ... of niet? Formeel: ja, dat heb je zelf in de hand. Maar wees nou eerlijk. Een mobieltje is inmiddels veel meer dan een ding waarmee je draadloos kunt bellen. Een mobieltje betekent bereikbaarheid, connectiviteit, bijblijven, een verlengstuk van jezelf. Als iedereen er eentje heeft, kun je vanzelf niet meer zonder, al is het alleen maar om er straks geen draadtelefoons meer te krijgen zijn...  Op die manier gaan ontwikkelingen door, als een emergent proces, waar je uiteindelijk in meegezogen wordt. En dus afhankelijk en steeds afhankelijker wordt.
Heb ik een oplossing? Een verzoek? Nee, eigenlijk niet. Ik sta er bij en ik kijk er naar, denk er over na, doe met sommige dingen wel en met sommige dingen niet mee, benieuwd naar waar het het toe leidt.